13 oktober '20
Fokmerries voorbereiden op de herfst en de winter
/
FokkerijZangersheide
Hoe weet je of je fokmerrie te vet of te mager is? En hoe kan je de conditie van je paard verbeteren?
Paarden hebben normaal gezien tijdens de zomermaanden een reserve aan vetten opgeslagen, die gebruikt kunnen worden gedurende de koude wintermaanden. Maar volstaan die reserves?
De conditie van je fokmerrie is uitermate belangrijk. Dit geldt zowel voor een guste als voor een drachtige merrie. Zo heeft een guste merrie of een niet eerder gedekte merrie een grotere kans op een normale cyclus bij een goede lichamelijke conditie dan wanneer ze obees of te mager is. Evenzo zullen merries, die in goede conditie zijn tijdens de dracht en het veulenen, een betere vruchtbaarheid hebben.
De conditie van uw paard kan gemakkelijk bepaald worden aan de hand van de Body Condition Score (BCS). Aan de hand van deze BCS krijg je een indruk van de vetbedekking onder de huid van je paard en dus of je paard te dik, te mager of net goed in conditie is.
Hoe wordt deze Body Condition Score bepaald?
Dit kan je als eigenaar immers zelf door te kijken en te voelen naar de hoeveelheid vet op de ribben, langs de hals, langs de wervelkolom en achter de schouder. Aan de hand hiervan krijgt je paard een score van 1 tot 9, zoals afgebeeld op de tabel. Een paard met BCS 1 is dus veel te mager, eentje met BCS 9 is obees.
Voor fokmerries is BCS 5 of 6 gewenst. Merries die het fokseizoen ingaan met een score van 1 of 9 hebben immers kans op een verminderde vruchtbaarheid.
Idealiter kan je bij een paard in goede conditie de ribben dus voelen en lichtjes zien. Bovendien hebben deze paarden voldoende vet langs hun bovenlijn waardoor de lendenen relatief vlak zijn. De hals is niet te dun en loopt soepel over in de schouder. Bij een BCS van 6 of hoger kan je de ribben niet meer zien of voelen en hebben de paarden zoveel vet langs de wervelkolom waardoor er een gleuf zichtbaar is op de lendenen. Bij een te lage Body Condition Score daarentegen zijn de ribben en de wervelkolom duidelijk zichtbaar.
Zowel merries met veulens, als merries die tijdens de zomerperiode ingezet worden voor wedstrijdactiviteiten, zakken in de herfst vaak terug naar een conditie score lager dan 5. Deze paarden hebben in de herfst extra voeding nodig zodat ze weer in goede conditie zijn voor het volgende fokseizoen of voor het veulenen.
In tegenstelling tot deze paarden zullen merries, die de hele zomer en herfst op een rijke weide hebben gestaan, weleens een waarde van hoger dan 7 hebben. Dit kan een verhoogd risico geven op bv. hoefbevangenheid of koliek. De winterperiode biedt voor deze paarden met overgewicht een ideale gelegenheid om af te vallen: het gras is dan immers minder voedzaam en bij koude temperaturen wordt meer energie verbruikt.
Weidegang en hooi
Wanneer de kwaliteit en kwantiteit van het gras afneemt, zullen merries moeten worden bijgevoerd met hooi. Tijdens een droge zomer, zoals we die de voorbije jaren kenden, is het zelfs aangewezen om in juli en in augustus al hooi bij te geven.
Als de body condition score van je merrie vermindert, kan je ervan uitgaan dat de voedingsstoffen die ze binnen krijgt niet toereikend zijn. Ook bij overbegrazing (te veel paarden op te weinig weide) is het aangeraden om hooi bij te voederen. Daarbovenop zal overbegrazing in de herfst het gras verzwakken en daarmee zijn groeikracht voor het volgende voorjaar aantasten. Dit geeft onkruid een kans om zich in de weide te verspreiden.
Een gemakkelijke test of het al dan niet nodig is om hooi bij te geven, is een beetje hooi in de weide leggen. Als de paarden het hooi negeren, is dit een teken dat ze voldoende hebben met het gras in de weide. Wanneer ze echter het hooi snel naar binnen werken is het duidelijk dat ze het hooi zeker nodig hebben om in goede conditie te blijven.
Laat je hooi analyseren! Volgens Dierenarts Frederik Mijten kunnen fokmerries de winter doorkomen met enkel hooi, op voorwaarde dat het hooi van goede kwaliteit is. Daarom is het belangrijk om je hooi regelmatig te laten analyseren zodat je weet wat je geeft aan je paarden. Op basis van de resultaten van deze analyse kan je het rantsoen van je paard laten aanpassen, waarna je kan bijvoederen met eventueel eiwitten, bv. luzerne, mineralen of vitaminen. Wanneer je zelf hooit, doe je er trouwens ook goed aan om je weide af en toe te laten analyseren. Een bodemanalyse laat immers toe om de kwaliteit van je hooi bij te sturen. Analyses van bodem en hooi zijn niet duur en voorkomen extra kosten.
De volgende vraag is: hoeveel hooi heeft een paard nodig tijdens de herfst of winter? In een onderzoek in Groot Brittannië kregen merries ongeveer 1 kilo hooi per 50 kilo lichaamsgewicht. Dus een merrie van middelmaat at zo´n 11 kilo hooi per dag. Let wel, dit getal is de hoeveelheid hooi die daadwerkelijk door de merrie gegeten werd en niet de hoeveelheid hooi die gevoerd werd. Er gaat altijd wat hooi verloren, dus de te voeren hoeveelheid zal iets groter moeten zijn dan wat in feite gegeten wordt. Daarenboven kregen de merries in deze studie maar een kleine portie krachtvoer. Merries die grotere porties krachtvoer krijgen zullen met minder hooi toe komen.
Krachtvoer en supplementen
Naast weidegang en/of hooi krijgen fokmerries doorgaans een commercieel geproduceerd krachtvoer of supplementen toegediend. De term krachtvoer verwijst naar voer dat bestaat uit een concentratie van samengeperste calorieën. Gangbaar krachtvoer, zoals haver, maïs en andere graankorrels, vormt een goede energiebron, maar heeft een laag gehalte aan calcium, vitamine E en andere noodzakelijke voedingsstoffen. Commercieel geproduceerd krachtvoer daarentegen bevat over het algemeen naast graankorrels ook aanvullende voedingsstoffen. Krachtvoer wordt toegevoegd aan het dieet van de merrie indien het aandeel ruwvoer de merrie niet van voldoende calorieën voorziet. De meeste merries moeten in de late dracht krachtvoer krijgen. Merries van kleine, sobere rassen krijgen meestal minder krachtvoer in de late dracht.
Supplementen zijn een bron van vitamines, mineralen en soms van eiwitten. Deze worden in kleine hoeveelheden gegeven (doorgaans zo´n halve tot één kilo per dag) wanneer de merrie voldoende calorieën binnenkrijgt met weidegang of hooi. Een voorbeeld: als een merrie op basis van alleen weidegang of hooi een conditie score van 6 weet te behouden, dan heeft ze geen extra calorieën nodig via krachtvoer. Wat ze wel nodig heeft zijn de vele mineralen die in een supplement zitten. Voor merries die een te lage BCS hebben met een rantsoen bestaande uit enkel hooi, is het aan te raden om bij te voederen met een commercieel geproduceerd krachtvoeder of een gangbaar krachtvoeder in combinatie met een supplement.
Samengevat kunnen we stellen dat hooi kan volstaan om de winter door te komen, al hangt dat af van de kwaliteit van het hooi. Vaak zal er, op basis van een voedingswaardeanalyse, moeten bijgevoederd worden met luzerne en of voedingssupplementen. Feit is dat er geen sluitende formule bestaat: het oog van de meester voedert zijn paard.
Ontwormen en vaccineren zijn een must
Wat je in de winter evenmin over het hoofd mag zien, is het ontwormen van je veulens en andere paarden. Dit doe je best in overleg met je dierenarts, want er zijn oneindig veel analyses en schema´s op het internet te vinden over ontworming. Het ontwormingsschema is afhankelijk van verschillende criteria, bv. leeftijd van de paarden, aantal paarden per weide, resistentie-ontwikkeling,... Naast standaardontworming, nl. 4 keer per jaar, is het immers aangeraden om regelmatig mestonderzoek te laten uitvoeren. Zo kan je bijvoorbeeld zien of er zich resistentie heeft ontwikkeld bij jou merries tegen bepaalde wormkuren.
Daarbij komt dat de kans op wormen begrijpelijkerwijs groter is op een schraal grasland met gras van 2 centimeter, dan op een rijkelijke weide met grassprieten van 20 centimeter. Op het einde van de zomer of in de herfst, als het weiland minder gras heeft, is de kans dus groter dat je veulen/paard wormen krijgt. Ontwormen is een absolute must als de paarden in de winter binnenkomen.
Naast ontwormen is ook het vaccineren van je fokmerrie belangrijk. Op deze manier kan de merrie immers antistoffen aanmaken tegen de ziektes waarvoor ze gevaccineerd is. Via de melk worden deze antistoffen doorgegeven naar het veulen, zodat ook het veulen beschermd is. Het wordt aangeraden om jaarlijks je paard te vaccineren voor Influenza en Tetanus, en deze vaccinatie een maand voor het veulenen te herhalen. Daarnaast vaccineer je je drachtige merrie ook beter tegen Rhinopneumonie. Dit gebeurt op 3, 5 en 7 maanden na de dekdatum.
Als laatste is een algemene gezondheidscontrole aangewezen wanneer de paarden de winter in gaan. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het gebit van je paard. Een slecht gebit verstoort immers de opname van voeder bij het paard en kan dus heel wat problemen veroorzaken. Laat omwille van deze reden dus iedere twee jaar het gebit even nakijken door een dierenarts of paardentandarts. De hoeven mogen evenmin over het hoofd gezien worden. Idealiter laat je de hoeven iedere twee maanden kappen. Ook bij veulens is het aan te raden om een hoefsmid te raadplegen om zo afwijkende standen te voorkomen.