03 april '20

Rhinopneumonie

Z-Magazine
/
Veterinair
Placeholder image Zangersheide

Zangersheide

Ieder jaar lezen we het opnieuw: “rhino-uitbraak in een stal”. Rhino oftewel rhinopneumonie is een zeer besmettelijke virale infectie die verlammingsverschijnselen, ademhalingsproblemen of abortus kan veroorzaken. Er zijn twee varianten, nl. EHV-1 en EHV-4, die beide wijd verspreid voorkomen in de paardenpopulatie op de hele wereld. Maar wat is rhinopneumonie precies? Hoe vermijd je een uitbraak? En wat moet je doen als een paard toch besmet is?

Wat is Rhinopneumonie?

Rhinopneumonie of Equine Herpes Virus (EHV) is een virus dat wereldwijd voorkomt en abortus, ademhalingssymptomen of zenuwsymptomen veroorzaakt. Er bestaan verschillende stammen van dit virus, waarvan EHV-1 en EHV-4 het meeste voorkomen.
EHV-1 kan verantwoordelijk zijn voor abortusstormen en is de enige stam die naast ademhalingsstoornissen, ook zenuwsymptomen kan veroorzaken. EHV-4 daarentegen kan een individuele abortus tot gevolg hebben, maar tast vooral het ademhalingsstelsel aan.
Herpesvirussen zijn virussen die het voor ons en voor het paard erg lastig maken. Het zijn immers virussen die, zonder symptomen, aanwezig blijven in hun gastheer na eenmalige infectie en die terug ziekte kunnen veroorzaken gedurende periodes van verminderde immuniteit, bv. tijdens stress, ziekte,..  net zoals de koortslip bij mensen. Paarden die dit virus bij zich hebben, worden dragers genoemd en vormen een soort reservoir van het herpesvirus. Bij heropflakkering zullen zij het virus opnieuw uitscheiden.

Hoe gebeurt de overdracht tussen paarden?

De besmette partikels komen via de neusvloei van een geïnfecteerd dier of tijdens het hoesten in de omgeving terecht. Ook het vruchtwater, de vruchtvliezen en de foetus na een abortus zorgen voor viruspartikels in de omgeving. Het Equine Herpesvirus kan ongeveer een maand in de buitenlucht overleven. De geïnfecteerde partikels die zich in de omgeving bevinden zullen via lucht, materiaal, kledij,.. verplaatst worden. Een ander paard kan deze geïnfecteerde deeltjes inademen en zo zelf besmet geraken.

Wat zijn de symptomen?

Abortus door EHV ontstaat meestal plots, zonder voorafgaande symptomen. De tijd tussen het moment van infectie en de eigenlijke abortus kan variëren van twee weken tot enkele maanden. Op die manier kunnen er, in het geval van EHV-1, al veel merries besmet zijn vooraleer men er weet van heeft. Dit zal dan resulteren tot een echte abortusstorm. In het geval van besmetting met EHV-4 is er minder overdacht van het virus tussen de paarden onderling, waardoor er ook slechts een enkele merrie zal aborteren.
EHV veroorzaakt een ontsteking van de bloedvaten van de baarmoeder, met het loslaten van de placenta tot gevolg. Hierdoor krijgt de foetus geen zuurstof in de baarmoeder, met verstikking van de foetus tot gevolg. De abortus gebeurt in het laatste trimester van de dracht, nl. 8-11 maanden dracht. Aan de merrie valt er, behalve de abortus, niets op te merken, en de geaborteerde foetus is meestal vers. Wanneer de foetus pas op het einde van de dracht geïnfecteerd wordt, wordt het veulen wel levend geboren. In dit geval is het veulen erg zwak of binnen de twee dagen ernstig ziek. Dit uit zich in een suf, slap veulen met koorts, ademhalingsproblemen, geelzucht en soms zenuwsymptomen dat uiteindelijk niet langer dan 3 dagen zal overleven.

Bij aantasting van het ademhalingsstelsel varieert het klinisch beeld sterk. De symptomen zijn het ergst bij jonge paarden, aangezien zij nog weinig blootgesteld zijn geweest aan virussen of bacteriën en dus nog weinig weerstand hebben opgebouwd. Naast jonge paarden zijn ook paarden in training gevoeliger wegens stress. Het begint meestal met neusvloei, lichte hoest en verminderde prestatie. Ook koorts, verminderde eetlust en gezwollen benen kunnen voorkomen.  Aangezien het paard tijdelijk verzwakt is, is het gevoeliger voor bacteriën die in de omgeving aanwezig zijn. Wanneer bacteriële complicatie optreedt, wordt de neusvloei etterig. Besmette paarden zijn meestal na twee weken volledig hersteld.

Zoals eerder vermeld blijft het virus na het doormaken van de infectie inactief aanwezig bij het paard. Gedurende periodes van verminderde immuniteit zoals bij transport, hergroepering, spenen, andere ziekte, overbezetting, stress,… kan het virus opnieuw actief worden. Bij reactivatie zijn de symptomen milder en van kortere duur en soms zelfs symptoomloos. Toch wordt ook dan het virus uitgescheiden en verspreid in de omgeving.

Naast abortus en ademhalingsstoornissen kan EHV-1 ook het zenuwstelsel aantasten met verlammingsverschijnselen tot gevolg. In dit geval is het ziekteverloop erg acuut. Het virus veroorzaakt schade aan de bloedvaten van de hersenen en ruggenmerg met beschadiging van de zenuwcellen tot gevolg. Dit wordt zichtbaar als ataxie van de achterhand, verlamming van de staart en de blaas met zelfs volledige verlamming tot gevolg. Net zoals bij ademhalingsstoornissen kan ook hierbij zwelling van de benen en de balzak plaatsvinden.

R1

Hoe stelt men vast dat het paard besmet is met Rhinopneumonie?

De diagnose van Rhinopneumonie kan enkel in een laboratorium worden gesteld. Bij een vermoeden van besmetting met EHV aan de hand van de klinische symptomen, moeten neusswabs, bloed van de merrie, swabs van de geaborteerde vrucht en vliezen worden opgestuurd naar het laboratorium. Het is dus belangrijk dat u bij een abortus steeds uw dierenarts raadpleegt zodat de nodige stalen genomen kunnen worden.

Hoe kan men Rhinopneumonie behandelen? Hoe voorkom je besmetting?

Als het paard enkel ademhalingssymptomen vertoont, kunnen ontstekingsremmers gegeven worden. Deze houden de koorts laag en bevorderen op die manier de eetlust om verdere complicaties te verhinderen. Eventueel kan na een bacteriële infectie antibiotica gegeven worden, maar aangezien het om een virale infectie gaat, heeft antibiotica in het begin van de ziekte geen nut.

Wanneer het paard zenuwsymptomen vertoont, kan cortisone effectief zijn, maar is het vooral belangrijk dat het paard voldoende ondersteund wordt. Hieronder wordt nutritionele ondersteuning verstaan, maar ook eventueel een singel om het paard te takelen, een slipvaste bodem en indien nodig catheterisatie van de blaas. Helaas heeft EHV-1 met zenuwsymptomen vaak een droevige prognose.

In het geval van abortus is er geen behandeling van de merrie noodzakelijk, maar is het vooral belangrijk om maatregelen te nemen om verdere verspreiding tegen te gaan. Het is belangrijk om de foetus en vruchtvliezen te verwijderen en de plaats van abortus grondig te reinigen en te ontsmetten. Foetus, vruchtwater en vruchtvliezen vormen immers een grote infectiebron voor andere dieren! Aangezien het herpesvirus een maand kan overleven in de omgeving, is het aangeraden om deze plaats af te sluiten voor andere paarden. Ook persoonlijke hygiëne is belangrijk, omdat het virus via de kledij, handen of ander materiaal mee overgedragen kan worden.

Om abortus door Rhinopneumonie te vermijden, is preventie van belang. Dit kan door vaccinatie tegen Rhinopneumonie. Vaccinatie zal de infectie niet verhinderen, maar vermindert wel de symptomen en de kans op verspreiding. Omwille van deze reden is het aan te raden om alle paarden tweemaal per jaar te vaccineren tegen Rhinopneumonie. Onder alle paarden worden niet alleen drachtige merries verstaan, maar ook sportpaarden, veulens, paarden in de opfok,… nl. alle paarden aanwezig op stal. Drachtige merries dienen daarbovenop driemaal tijdens de dracht geboost te worden, nl. 5, 7 en 9 maanden na inseminatie. (Ter verduidelijking van de nodige vaccinaties bij drachtige merries werd een draaischijf gemaakt door Zangersheide. Indien gewenst, kan u deze altijd bestellen.)
Drachtige merries kunnen best samen gegroepeerd worden, indien mogelijk weg van andere paarden. Nieuwe paarden dienen bij aankomst gedurende drie weken geïsoleerd te worden van andere paarden. Daarnaast is het belangrijk om stress zoveel mogelijk te vermijden, zodat er geen reactivatie van het virus plaats kan vinden bij de dragers. Om de algemene immuniteit van de paarden te verbeteren is een stabiel rantsoen belangrijk, een goed ontwormingsschema, stabiel management en vaccinatie tegen influenza.

Delen